Frans Baskenland voorjaar 2006

Heenreis

Dit voorjaar leek het Bodenmeer in Duitsland ons wel wat. Maar de zon was helaas tegen. Die vond de zuidwest kust van Frankrijk veel leuker en dus volgden wij braaf. Aangezien wij dol zijn op een vleugje onbekende cultuur besloten we naar Frans Baskenland te gaan.

Frankrijk wil een modern land zijn en werkt daar keihard aan. Bij een modern land horen files. Maar ja, dat tolwegennetwerk werkt veel te goed. En om dus aan een moderne hoeveelheid files te komen, wordt het afrekenen bij zo'n tolweg zo inefficiënt en onhandig mogelijk gedaan. Ik denk dat de Fransen dus bijzonder trots waren op de zes kilometer file die daardoor veroorzaakt werd op de A1 voor Parijs. Ik niet. Trouwens, ook nog een voorbeeld van zinloze intelligentie gezien bij het pakken van een tolkaartje. Wij hebben een hoge camper en dus willen wij natuurlijk zo'n tolkaartje ook hoog pakken, heeft een of andere goochemerd bedacht. Nou nee hoor, want dan moet ik mijn veiligheidsgordel af doen en zo ongeveer op mijn stoel gaan staan op het kaartje er uit te vissen. Kijk dan gewoon waar het stuur zit of een raampje! En als je dat niet kunt, laat dan zowel hoog als laag een kaartje komen. Trop difficile naturellement.

Ondanks deze ergernissen schoot het best goed op en besloten we in Amboise te overnachten. Amboise kenden we nog als een leuk plaatsje van de campervakantie van tien jaar terug. En aangezien de camping idyllisch vlakbij op een eilandje ligt, leek dit de ideale overnachtingsplek. Dat bleek inderdaad zo te zijn, en toen het restaurantje Anne de Bretagne zowel qua prijs en kwaliteit meeviel, was de vakantie goed begonnen.

De volgende dag reden we in een lekker tempo naar Seignosse, de eerste geplande verblijfsplaats, die zo'n beetje op de grens van Frans Baskenland ligt.

Seignosse

Seignosse is een klein plaatsje op zo'n zes kilometer van de kust. De camping ligt midden in een bos en heeft een overdekt zwembad. Een heel mooi overdekt zwembad zelfs. Marjan en Elke waren dus snel onder de pannen. Aangezien ik met gordelroos kampte, moest ik me met sudoku's en boeken vermaken. Ook geen straf trouwens.

Seignosse heeft ook diverse dependances aan de kust. Die zijn via een aardig fietstochtje te bereiken. Elke heeft zich in haar hoofd gezet dat ze op fietsvakantie wil. Dat heeft naast allerlei nadelen in ieder geval het voordeel dat ze erg gemotiveerd op de fiets zat en het zelfs leuk vond om de hellinkjes te beklimmen. In die dependances is het appartement na appartement na pizzeria in ongeïnspireerde en oninspirerende nieuwbouw. Maar de kust zelf is wel leuk. Die lijkt op de Zeeuwse stranden, alleen zijn de golven hoger en barst het daar van de surfers. Dat was wel lekker genieten in de zon op het terrasje op het zand.

Aangezien we geen zin hadden in Piet Frites, Kees Kroket of Pietro Pizza besloten we het uit eten uit te stellen tot 's avonds in Seignosse zelf. Een kleine misrekening. Het enige restaurant was gesloten en het andere door de campingbeheerder genoemde restaurant was er dus niet. Dat werd dus voor de tweede achtereenvolgende dag een slabordje. Geen ramp, maar daarvoor zijn we natuurlijk niet in Frankrijk!

Bidart

Tijd om een stukje op te schuiven naar het zuiden. We zouden eerst het aquarium van Biarritz bezoeken, want wij zijn dol op aquaria. En dat van Biarritz heeft een toplokatie in het centrum aan de zee. Maar helaas zijn ze niet van toeristen gediend (slechte bewegwijzering) en zeker niet van camper-toeristen (geen parkeerplaats). Door het eerste lieten we ons niet uit het veld slaan, maar tegen het tweede was geen kruid gewassen. Door de files in het centrum konden we wel uitgebreid van Biarritz bekijken. Echt geen verkeerd stadje.

Zodoende kwamen we veel te vroeg op de beoogde camping Le Ruisseau in het Frans Baskische plaatsje
Bidart. De receptie was daar nog gesloten en dus lunchten we op de parkeerplaats in de schaduw. De receptioniste was een kwartier te vroeg, maar kon de receptie nog niet openen omdat ze eerst moest poetsen. Een kwartier laten kregen we te horen dat de camping alleen nog maar voor sta-caravans open was en niet voor losstaand spul. Zeg dat dan meteen, troela!!! Affijn, we hebben dit akkefietje maar gelijk doorgegeven aan de ACSI. En voor iedereen die naar Bidart wil: ga niet naar deze camping maar naar die van Sunelia Berrua. Die is veel mooier, gezelliger, beter en ligt nog dichterbij het dorpje zelf ook. Het weer werkte lekker mee en terwijl ik lag uit te drogen in de zon, lagen Elke en Marjan lekker nat te worden in het (buiten) zwembad.

Op de camping kon je best lekker eten en zo kwamen we de volgende dag pas echt aan een verkenning toe van Bidart. Dat bleek een heel gezellig plaatsje te zijn, hoog boven het strand, met fraaie uitzichten. Het dorp zelf voldoet aan wat het stereotype beeld van een Baskisch dorp zou blijken te zijn: je hebt een dorpsplein, met daarop een klein kerkje, een roze-oranje herriko etxea (mairie) met Baskische vlag en een roze-oranje pelotabaan uit 1921. Verder zijn de meeste huisjes wit met rode luiken, wat leidt tot een eenvormig maar ook heel knus dorpsbeeld. Pelota is overigens een nationale Baskische sport. Het is zo ongeveer openlucht-squash, alleen kun je het met verschillende soorten rackets spelen, variërend van een platte plank tot een gebogen rieten korf. En je kunt de pelotabaan natuurlijk ook als parkeerplaats gebruiken. Waarom al die banen uit ongeveer 1920 stammen is me een raadsel. Het zal wel iets met een Baskische revival te maken hebben.

In Bidart staat op het dorpsplein ook nog een restaurantje (
Elissaldia) met Baskische specialiteiten. Nou, dat was bepaald niet verkeerd, echt een aanrader, hoewel we bij het bestellen niet altijd wisten wat we zouden krijgen. Elke presteerde het om drie toetjes te bestellen, één als voorgerecht, één als hoofdgerecht en één als nagerecht. Dat overigens de bevolking hier ook zeer aardig kan zijn, bleek toen Marjan op jacht ging naar een bepaald medicijn voor een koortslip. Dat hadden ze niet bij de apotheek, maar als we 's avonds terug zouden komen, dan zouden ze het uit Biarritz laten brengen. Goede service, en het lag 's avonds nog klaar ook!

St. Jean Pied de Port

Na vier uitrustdagen werd het tijd voor wat aktie. Daarvoor trokken we de Pyreneeën in. Elke wilde graag naar Spanje toe en toen we op de kaart Roncevalles zagen liggen, dachten Marjan en ik gelijk aan het Roelandslied. Op weg daar naar toe kwamen we in Frankrijk langs de Pas de Roland. Die lijkt daar alleen maar uit Franse jaloersheid te liggen, want die pas leidt helemaal niet naar Spanje en kan dus nooit de plaats van aktie zijn geweest. Via een spannend en slecht kronkelweggetje kwamen we bij de Spaanse grens, waar het tot onze verbazing een spannend en uitstekend kronkelweggetje werd.

Terug naar Frankrijk rijdend kwamen we op de Punto de Erro onze eerste pelgrims tegen. De weg langs Roncevalles blijkt namelijk op de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela te liggen. Die pelgrims geven een heel aparte sfeer. Ze doen die route te voet of met de fiets. We kwamen een stel professioneel uitziende fietsende Nederlanders tegen die drie weken onderweg waren en die er al zo'n 1500 km op hadden zitten. Die komen er wel. Maar de meeste fietsende pelgrims hebben gezien hun uitrusting wel erg veel vertrouwen in hun geloof. Roncesvalles is een groot kloosterachtig complex met een kleine kerk (of een grote kapel). Pelgrims kunnen hier tegen een geringe vergoeding slapen, eten en drinken (moet je wel een pelgrimspasje hebben!). Verder zijn er nog monumenten gewijd aan Roeland en Karel de Grote, maar die komen pas uit de twaalfde eeuw. Op de lange en steile afdaling naar Frankrijk toe kwamen we veel zwoegende fietsers tegen. Sommige liepen zelfs op de gemakkelijke stukken. Die moeten midden in de nacht in Roncevalles aangekomen zijn, als ze het al gehaald hebben. Waarom de pelgrimsroute trouwens niet gewoon langs de kust loopt is me een raadsel. Zal wel een kwestie van zelfkastijding zijn.

Wij belandden in St. Jean Pied de Port, een prachtig oud vestingstadje aan de voet van de Pyreneeën. Heel toeristisch, maar dat is ook heel terecht. In een winkeltje met alleen maar Baskische boeken en Baskische muziek liet ik me adviseren over de aan te schaffen CD met Baskische volksmuziek. Met Oskorri kreeg ik (achteraf beluisterd) een goed advies. Het barst hier van de restaurantjes (mede dankzij de pelgrims), maar die waren òf te pizzeria-achtig òf te sjiek. Op het laatste moment vonden we nog het in de muur gemetselde restaurantje van Paxkal Oillarburu. Wij waren de eersten, alleen de kok was er al, en de serveerster volgde een kwartiertje later. Daarna liep het in rap tempo vol, maar toen waren wij al van de overheerlijke Baskische gerechten aan het genieten. In de keuken hingen niet de sjaals van de Baskische rugbyclubs (de andere nationale sport van Baskenland), maar die van lokale en internationale voetbalclubs. Leuk tentje.

Sauveterre de Béarn

De volgende dag wilden we verder de Pyreneeën in trekken, maar de bewolking hing erg laag. Voor het eerst wilde het zonnetje niet schijnen. Daarom kozen we voor een lager gelegen route om zo langzaam naar het noorden en net buiten het Baskenland te eindigen. We zagen hele leuke dorpjes. En die willen de Basken ook leuk houden ook. En dus nemen ze maatregelen om de snelheid van de auto's onder controle te houden. Toen we het opschrift "pietons surlevée" zagen, bladerde Marjan koortsachtig door het woordenboek, terwijl ik in volle vaart over de goed gecamoufleerde verkeersdrempel heen knalde. Zo leer je wel snel Frans natuurlijk. Af en toe leggen ze wegversmallingen aan. Op één daarvan, bij het dorp Gotein, knalde ik keihard op de stoeprand. Marjan dacht dat ze iets zag langsvliegen, maar die ziet ze wel vaker vliegen. Toen we een paar kilometer verderop pauzeerden, bleken we een wieldop en een ventieldop te missen. Toch maar even teruggereden of we die terug konden vinden. Een wieldop was snel gevonden, maar die was zonder VW-symbool. Zou die er ook afgeknald zijn? Een paar meter verder zag ik een wieldop die overgroeid was met struikgewas, en nog een paar meter verder lag een volledig wieldoppenkerkhof in een weiland. Ja kijk, dan voel je je meteen toch een tikkie minder lullig. Onderzoek in het naastgelegen weiland leverde de ontbrekende wieldop op. Die moet toch een spectaculaire sprong gemaakt hebben. En de ventieldop moet daar nog steeds ergens liggen.

We eindigden in
Sauveterre de Béarn, naar verluid een goed bewaard vestingstadje. De camping lag prachtig aan de rivier tegen de stadsmuren aan. Hij was verder tamelijk primitief. In de rivier stond een halve oude brug, met aan de kant een met klimop begroeide muur met bogen. Mijn eerste ingeving was Osgiliath, de rivier ruïne uit "In de ban van de ring". Prachtig. Het stadje zelf viel bij nadere verkenning tegen. De muren zijn heel mooi en er staat een mooie Romaanse kerk. Maar de rest is sfeerloos. En erger nog, er is geen restaurantje te bekennen. Buiten het stadje liggen er twee en wij bezochten uiteraard als eerste de gesloten eetgelegenheid. Die andere (La Maison de Navarre) bleek ontzettend sjiek te zijn. Maar we konden er uitgebreid Baskisch eten en Elke at knap met ons mee.

Terugreis

Vanaf Sauveterre zit je in een half uur weer op de snelweg naar het noorden. Amboise bleek weer de ideale pleisterplaats te zijn. Ditmaal aten we in een Spaans restaurant (El Meson), om de vakantie in stijl af te sluiten.

Een dag later kwamen we zelfs zonder kleerscheuren langs Parijs met behulp van de France-ilienne. Twintig op- en afritten, maar zo vermijd je tenminste de Périférique. Ging er dan helemaal niks mis? Nou, vroeger kon je bij Lille rechtdoor naar Kortrijk, maar tegenwoordig sturen ze je een vreselijk eind om over Roubaix en Doornik. Dat was aan ons niet besteed, dus die afslag sloegen we over. Maar je kunt blijkbaar ook tè rechtdoor en dan kom je in Lille zelf terecht. We konden het zaakje wel gekeerd krijgen, maar de wegwijzers leidden ons langs een hele oude straat naar Tourcoing met hele lage tunneltjes. Die zijn 2.60 meter hoog en onze camper is 2.56. Dat pastte drie tunneltjes lang heel krap, maar heel erg ontspannen rijdt dat natuurlijk niet. Gelukkig konden we door illegaal rechtsaf te slaan uit deze warboel komen. En voor de volgende keer: je moet eerst één keer Gand aanhouden en daarna pas Tourcoing. Opdat we niet vergeten...

Conclusie

Aparte sfeer en aparte cultuur daar in Frans Baskenland. Erg leuk, erg ontspannen. Mooie kust, mooie bergen en mooi binnenland. Je zit in Frankrijk en toch zie je en hoor je soms een andere taal. Dat maakt ons erg benieuwd naar de Spaanse kant. Zeker nu de ETA beloofd heeft geen bommetjes meer te leggen.