Bretagne herfst 2005

Heenreis

Als mensen ons vragen waar we heengaan met de herfst, antwoorden wij steevast met "naar de zon". En, voegen we er aan toe, als de zon in Bretagne schijnt, dan gaan we naar Bretagne. Tot nu toe was daar absoluut geen sprake van, maar laat die dit jaar nou toch volgens de lange termijn weersvoorspelling daar gaan schijnen! Ons doel was dus gemakkelijk. Dertien jaar geleden waren Marjan en ik er al op fietsvakantie geweest, maar we hadden nog diverse stukjes laten liggen die ongetwijfeld een bezoek waard waren.

Één ding is in die dertien jaar wel veranderd. Je komt tegenwoordig met gemak in één dag tot de
Mont St. Michel, want er lopen allerlei nieuwe snelwegen die richting op. Wij hebben nog steeds nachtmerries van hopeloos vastzittend verkeer in Abbeville, spannende inhaalmanoeuvres op tweebaanswegen en de keuze tussen "Toutes directions" en "Autres directions" in Rouen. Niets van dit alles meer. In ruim zes uur rijtijd zaten we bij de Mont St. Michel, met als hoogtepunt de Pont de Normandie bij Le Havre.

De
camping van Mont St. Michel was open en het was niet druk. Met mensen dan, want het was erg overbevolkt met muggen. Ze waren gemakkelijk te vangen, maar waren dusdanig in de meerderheid dat we niet bepaald schadevrij ontkwamen. Je kunt uiteindelijk niet overal anti-mug smeren. Elke had al snel contact met de lokale camping-kat. In het restaurant ter plekke hernieuwden we onze kennismaking met de Bretonse cider. Verrukkelijk, die hebben we echt gemist!

Brignogan-Plages

De volgende dag moesten we eerst nog een stukje rijden over de grote weg naar Morlaix. Daar waren Marjan en ik indertijd het binnenland ingereden. Nu volgden we de kust van de Pays des Abers. De geplande camping was in Brignogan Plages, één van de weinige die open zou moeten zijn. Niet dus. Terwijl ik de plaatselijke menhir bekeek, ging Marjan in de boeken op jacht naar een andere. Niet in de buurt dus. Misschien dan de andere ons onbekende, maar bewegwijzerde camping? Ja hoor, 500 meter trouw bordjes volgen bracht ons bij de open Camping de la Côte des Légendes.

Een kleine verkenning in de buurt leverde een Nederlandse caravan en een prachtige rode keienkust op. Elke ging met een meisje van ongeveer haar leeftijd spelen (Lila). En ik ging met de fiets op jacht naar steenhopen. Eerst naar het kerkje van Chapelle Pol, dat net als veel huizen hier tussen levensgrote keien ligt. En vervolgens naar een menhir en een dolmen in de buurt. Onderweg vond ik nog een prachtig gelegen restaurantje in Brignogan-Plages, waar ze zo te zien fruits de mer hadden. Op mijn vraag tot hoe laat ze open waren, kreeg ik in voor mij onbegrijpelijk Frans een antwoord. Marjan wist na mijn terugkomst dit te vertalen naar "tot één uur 's nachts", waarbij maar weer blijkt dat Frans nooit mijn favoriete taal zal worden. Dat moest voldoende zijn en zo aten we 's avonds een heerlijke partij fruits de mer. Zelfs Elke zat mee te smullen.

De volgende dag gingen Elke en Marjan langs het strand wandelen en zandkastelen bouwen, terwijl ik mijn zoektocht op de fiets voortzette. Het weer was heerlijk. Ik vond er ook een nog een schattig klein kerkje, die van St. Egarec. Die had buiten nog een soort kelder naar een bron toe. 's Avonds bleek de creperie gesloten te zijn, zodat we aangewezen waren op de pizzeria. Niet slecht, maar niet echt Bretons natuurlijk.

Brest

De Finistère bestaat aan de westkant uit drie uiteinden. De meest zuidelijke hadden we al eens op de fiets gedaan, dus nu reden we met de camper langs de prachtige noord- en westkust van het meest noordelijke uiteinde. De kust was zoals zo vaak in Bretagne heel erg mooi, hoewel die van Brignogan-Plages spectaculairder was. Een klein hoogtepuntje was de Aber W'rach.

Rond lunchtijd zochten we in
Porspoder naar de overblijfselen van een prehistorische rechthoek van stenen en een dolmen, maar stelden we de lunch uit totdat we ver van de geur van rottend zeewier verwijderd waren. In Le Conquet stond op het gesloten Syndicat d'Initiative dat de camping open was. Dat "open" bleek toch een relatief begrip te zijn, toen we vier kilometer terug waren gereden. Een gesloten slagboom, gesloten toiletgebouwen en een gesloten receptie associeer je niet direct met toegankelijkheid. Gelukkig bleek de camping van Brest bij St. Anne du Portzic wel open. We konden er zelfs tafeltennissen. Alleen waren de restaurants in de buurt 's avonds gesloten (soms werkt mijn Frans in voldoende mate). Dat werd dus een visbordje uit de noodvoorraad. Ook kon ik nu mijn nieuwe Franse biertjes uitproberen. In Bretagne vindt op dit moment een soort bier-revival plaats, met allerlei interessante bieren van kleine brouwerijen.

De volgende dag togen we naar de grootste attraktie van Brest: Océanopolis. Intussen mogen wij onszelf deskundigen noemen op het gebied van grote aquaria en zijn we daar behoorlijk in verwend. Maar Océanopolis was zeer de moeite waard. Het is verdeeld in drie grote thema's: koud (de polen), warm (de tropen) en er tussen in. Grote fraaie en zeer verzorgde bakken met pinguins, zeehonden en haaien waren een lust voor het oog. Zelfs de toelichting was niet altijd alleen in het Frans. De dag zelf was niet slecht gekozen, het waaide vrij hard en het regende regelmatig. En daar heb je geen last van als je binnen ronddwaalt. Tot Elke's grote tevredenheid aten we daar tussen de middag zeer toepasselijk inktvisringetjes.

Crozon

Aan het eind van de dag trokken we naar Crozon, waar we zowaar onze geplande camping open aantroffen. Het was een typische Franse zootjes-camping met enkele vaste gasten. Wij waren de enige toeristen. Geen beroerde plek overigens, midden in het dorp tegenover de Casino.

Op donderdag rustten Marjan en Elke uit en verzorgden de boodschappen. Ik ging weer op uitzichten- en steenhopenjacht. De omstandigheden waren ideaal: zon en een fris windje. Het
Chateau de Dinan zou een beroemde kaap moeten zijn waar de natuur een bruggetje gebouwd heeft. Je had er prachtige vergezichten, maar dat bruggetje was in geen velden of wegen te bekennen. Lostmarc'h daarentegen was fantastisch. Steenrijen en een prehistorisch fort gecombineerd met een prachtig uitzicht. Mooi, mooi, mooi! De Cap de la Chèvre is waarschijnlijk interessanter voor geiten. Die viel behoorlijk tegen.

's Avonds viel onze eetkeuze op de Vietnamees. Dat lijkt wel een beetje op Chinees eten, maar dan anders, om het maar eens behulpzaam uit te leggen. De ober kon het ook allemaal niet zo goed uitleggen, dus kozen we maar vier gerechten in vier verschillende sauzen. Dat was smullen geblazen.

De volgende dag deden we de rest van het schiereiland met de camper. Als eerste hadden we een prachtig uitzicht naar het Chateau de Dinan. Je hebt zo ongeveer één plek op het hele eiland waar je dat bruggetje kunt zien. Toch nog gevonden. Bij Camaret bezochten we eerst de Pointe de Penhir en de steenrijen van Lagatjar. Daarna konden we van het stadje zelf genieten. In de zomer moet je volgens mij hier niet zijn, maar nu was het bijna uitgestorven. De postbode verwees ons naar de creperie, waardoor we eindelijk pannekoeken konden eten. Elke vond het heerlijk, ze at er meer dan Marjan.

Vervolgens reden we naar het Pointe des Espagnols, voor een mooi maar weinig inspirerend uitzicht over Brest. Ik weet niet of hier ook schepen van de Spaanse Armada gestrand zijn net zoals bij Spanish Point in Ierland. De naamsovereenkomst is in ieder geval opvallend. Brest ligt goed bewaakt, rondom het hele Spaanse Punt liggen forten. Op Crozon is trouwens het leger toch al opmerkelijk goed vertegenwoordigd. 's Avonds lekker garnalen opgepeuzeld.

Terugreis

Normaal gesproken begint op zaterdag de terugreis, maar omdat Bretagne niet te ver weg ligt, konden we dat vandaag nog combineren met een uitstapje. Ditmaal regende het niet alleen 's nachts, maar goot het 's morgens onverdroten door. En niet te zacht ook. Bij het maken van een foto van een schattig kerkje werd ik zo'n beetje doorweekt. We waren zelfs even van plan om maar gewoon naar Normandië door te rijden, maar tegen de tijd dat het voor ons weer interessant werd, scheen de zon alweer. Je zult ons niet horen klagen over het weer!

De streek ten zuidwesten van Rennes bleek een liefelijk landschap te zijn, met erg leuke dorpjes en kleine stadjes. Die zetten we ook op de lijst van "ooit nog eens te bezoeken". Rochefort-en-Terre bleek een werkelijk schilderachtig plaatsje te zijn. Verder besteedden we veel tijd op de hoogvlakte van de Cojoux bij St. Just waar veel megalithen te vinden zijn. Het leuke is dat er hier van alles is (lange steenrij, korte steenrij, steenringen en allerlei dolmen) en dat er overal uitleg bij staat. Weliswaar in het Frans, maar toch. Verder zijn sommige dingen gerestaureerd, zodat het iets meer gaat leven. Een deel van de tijd werd doorgebracht met het aan de praat houden van het fototoestel. De batterijen waren namelijk uitgeput, en de reserveploeg was solidair. Gelukkig had Marjan ook een stel niet-oplaadbare batterijen bij. De vloek die ik slaakte toen die het na twee foto's ook opgaven, moet tot in St. Just te horen zijn geweest. Het uitzetten van het display deed echter wonderen. Het kan natuurlijk ook aan mijn heilige naamgenoot gelegen hebben.

De geplande camping in
Bain-de-Bretagne was wel "ouvert à tous", maar dat is bepaald niet hetzelfde als "ouvert tout l'année", zoals wij proefondervindelijk konden vaststellen. Ditmaal stond de slagboom wel open, maar waren receptie en toiletgebouwen traditioneel dicht. Als je nou even een bepaald nummer belde dan kwam er wel iemand opdagen, misschien. We zijn dus maar doorgereden naar Beauvoir, twee kilometer van Mont St. Michel, om te kijken of ze daar de muggen beter bijvoeren. Inderdaad waren ze daar een stukje minder hongerig. Wij stilden onze honger in de creperie, waar Elke wederom Marjan versloeg met één pannekoek verschil.

De volgende dag reden we probleemloos naar huis.

Megalithen

Bretagne is een waar stenenparadijs. Overal vind je spectaculaire rotsformaties, grote menhirs en verrassende dolmens. Het probleem is dat iedere Breton zo ongeveer zijn eigen menhir in de tuin heeft staan. Het is bijzonder lastig om vast te stellen of die op natuurlijke wijze daar terecht is gekomen of door mensen is neergezet. En of die daar recentelijk is geplaatst of in (pre-)historische tijden. In de omgeving van Brignogan-Plages probeerde ik ze te vinden met behulp van een "normale" Michelin-kaart (1:200000), maar dat werkt nauwelijks. Voor de Crozon kocht ik dus maar een Carte Bleu kaart van het IGN (1:25000). Ideaal, megalithen zoeken is nog nooit zo leuk geweest...

Bij Brignogan-Plages is de grote menhir van
Men-Marz prominent aanwezig. Het is echt een centraal punt, je kunt hem vanaf verschillende plaatsen van veraf zien. De menhir van Menognon bleek bij twee pogingen onvindbaar, ondanks de suggestieve Route du Menhir straatnaam. De dolmen van Diévet lag echter schattig op de beloofde plaats. Ook een menhir van Trégueiller was niet opvallend genoeg voor mij. Bij Kerlouan vond ik wel een opvallende opkropping van stenen, maar tot de dag van vandaag weet ik niet of dat dat nu ook de door mij gezochte menhir van Kervizouarn is. Ook de allée couverte van Lerret had zich iets te goed verstopt, hoewel ik misschien wel een kandidaat ervoor gevonden heb. De dolmen van Cosquer daarentegen stond uitmuntend bewegwijzerd en was niet te missen. Uit de structuur kon ik niet helemaal wijs worden, er lijkt een rijtje stenen naast te staan.

Onderweg naar Brest kwamen we bij Lampaul-Ploudalmézeau de
Allée Couverte de Ribl tegen. Een allée couverte is een passage-tomb, of een hunnebed om het maar in plat Drents te zeggen. Ook deden we onderweg een poging om de Parc-ar-Varret rechthoek te vinden. Gewapend met het boekje van Burl vonden we na een lange dwaalpartij op het Presqu'ile St Laurent vermoedelijk de wel erg moeilijk herkenbare rechthoek. En dan herkende we hem eigenlijk alleen maar aan enkele er om heen staande stenen. Bij Kerivoret hebben ze de dolmen en menhir bij elkaar in de buurt gezet. Vind je de een, dan heb je de ander tenminste ook snel te pakken. Twee voor de moeite van één.

Op het Crozon schiereiland was het vinden van Lostmarc'h een fluitje van een cent. Er uit wijs worden was een tweede. Er moeten daar twee stelsels van ieder drie rijen te vinden zijn. Eén rij was duidelijk te zien en van de twee daarbij behorende rijen was wat mij betreft één steen te vinden. Het andere stelsel kon ik niet duidelijk zien, wel de in de buurt liggende kleine stenenring (kerbed cairn). De fantastische ligging maakt veel goed. Het ligt bij een heel lief klein Bretons dorpje en heeft een adembenemend uitzicht op de kust, de rotsformaties en de stranden. Een heerlijke plek. Dankzij de uitstekende kaart vond ik midden in dichtbegroeide hoge struiken een onbenoemde dolmen in de buurt van
Keravel. Diezelfde begroeiing maakte het vinden van de verdwenen steenrijen van Ty ar Churé al direct een hopeloze zaak. Bij Camaret kun je echter de rijen van Lagatjar niet missen. Een hele raar stelsel is dit: je hebt een lange rij, met twee dwarsrijen en dan ernaast nog drie grote stenen min of meer op één lijn. De stenen zijn serieus groot, in het midden groter dan aan de uiteinden.

Ten zuid-westen van Rennes vind je de hoogvlakte van de Cojoux. Daar is vanaf de Alignements du Moulin een heel stenenbezichtigingsparcours uitgezet met veel uitleg erbij. Dat moeten ze vaker doen. Wij begonnen ergens midden in het parcours bij de drie stenen van Les Demoiselles. Wie die idiote namen toch telkens verzint is me een raadsel. Daarna beland je al snel bij de ingewikkelde plek van Chateau Bû. Hier is een zogenaamde four-poster (vier stenen op de hoeken van een rechthoek), die bovenop een hunnebed is gebouwd. De hele boel is uitgegraven en gereconstrueerd (en afgezet met een hek), maar dan met alle fases door elkaar heen. Dan heb je een heel boek nodig om uit te leggen wat er te zien is en niet de twee pagina's die er nu bij staan. Weer iets verder heb je dan de graven van Croix St. Pierre met er tussenin een rechthoekige grafheuvel. Er tegenover staat de halve ring van Le Tribunal in een hoefijzervorm. Aan de open kant staat een eindje verder nog een losse menhir, die er vast iets mee te maken heeft. De meest zuidelijke steen is erg mooi en vooral kleurrijk. Aan het westelijke uiteinde van de hoogvlakte vind je nog de dolmen van Four Sarrazin. Op een van de sluitstenen vind je hele duidelijke versieringen in de vorm van kuiltjes (cupmarks). De eerste keer dat ik dat soort dingen zo goed kon zien. Aan het oostelijke uiteinde vind je de Alignements du Moulin. Die bestaat uit een drietal duidelijk zichtbare rijen. Twee staan ongeveer evenwijdig aan elkaar, eentje met witte stenen en eentje met gekleurde. De derde heeft weer witte stenen en staat er ongeveer loodrecht op (wel los). Met name de rij met gekleurde stenen is een beauty. Ook hier zijn de stenen in het midden het hoogst. Ze lijken naar één plek te wijzen, een natuurlijke verhoging in de buurt, maar als je van daar uit kijkt dan blijkt dat niet te kloppen. Mooie plek.

Conclusie

Heerlijk om weer eens in Bretagne te zijn. Lekker gegeten, lekker gedronken, lekker van de zon genoten, prachtige zeeschappen gezien, en veel stenen. Het mag daar van ons vaker mooi weer zijn in mei of in oktober. We hebben nog genoeg stukjes over om te bekijken. Wel blijft het puzzelen met campings, volgende keer toch maar eens een lijstje van camperparkeerplaatsen zien te bemachtigen.